Herziening van de btw tijdens leegstand
In het arrest van 13 juni 2014 oordeelde de Hoge Raad dat voor de herziening van de btw tijdens leegstand gekeken moet worden naar het voorgenomen gebruik. Als het voorgenomen gebruik belast gebruik is, dan bestaat er recht op aftrek van btw. In de praktijk ging men er bij de bewijslast vanuit dat deze bij de belanghebbende lag. In de recente uitspraak van de Hoge Raad komt naar voren dat de Hoge Raad anders met de bewijslast om gaat. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat de desbetreffende onroerende zaak geschikt is voor btw-belaste verhuur, waardoor op voorhand in redelijkheid niet kan worden uitgesloten dat, nadat een huurder is gevonden, er gekozen zal worden voor belaste verhuur. De belanghebbende hoeft niet aannemelijk te maken dat hij voornemens is de zaak btw-belast te gaan verhuren. In het arrest komt naar voren dat om de btw op de instandhoudingskosten in aftrek te kunnen brengen, het voldoende is dat de leegstaande onroerende zaak op zich geschikt is voor btw-belaste verhuur.
Btw-vrijgesteld
In het arrest van 26 juni 2020 biedt belanghebbende een pand als kantoorruimte te huur aan. Het pand staat voor een langere periode leeg, waarna het btw-vrijgesteld wordt verhuurd aan een gemeente. In geschil is de in rekening gebrachte btw in verband met de instandhoudingskosten gedurende de periode van leegstand. De inspecteur is van mening dat belanghebbende de btw niet kan aftrekken, omdat het pand niet gebruikt wordt voor btw-belaste prestaties. De Hoge Raad oordeelt echter dat belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting op de instandhoudingskosten gedurende de periode van leegstand. Op voorhand kan namelijk niet worden uitgesloten dat er gekozen wordt voor belaste verhuur, nadat er een huurder gevonden is.
Meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact met ons op. Onze adviseurs helpen u graag verder.