Casus
Vega International Car Transport and Logistic – Trading GmbH is actief als vervoerder van bedrijfsvoertuigen van bekende fabrikanten vanaf de fabriek tot aan de klanten. Vega International beschikt daartoe in verschillende lidstaten over meerdere dochterondernemingen. Een van deze ondernemingen is het in Polen gevestigde Vega Poland sp. z o.o. De door Vega Poland vervoerde voertuigen worden volgetankt met behulp van tankkaarten die worden afgegeven op naam van de bestuurders. De facturen van de brandstofleveranciers gaan naar de moedermaatschappij in Oostenrijk. Vervolgens factureert Vega International de ter beschikking gestelde brandstof aan Vega Poland, met een opslag van 2%. Vega Poland kan daarop de facturen voor het gebruik van de tankkaarten verrekenen met de facturen die zij aan de Oostenrijkse vennootschap uitreikt, of deze facturen binnen een periode van één tot drie maanden na ontvangst ervan betalen. Het verzoek van Vega International om btw-teruggaaf voor in Polen getankte brandstof wordt door de Poolse Belastingdienst niet gehonoreerd. Volgens de Belastingdienst is er namelijk geen sprake van een btw-belaste levering van brandstof, maar van een btw-vrijgestelde financieringsdienst. De Poolse rechter stelt een prejudiciële vraag aan de hoogste Europese rechter (het Hof van Justitie EU).
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de terbeschikkingstelling van tankkaarten door Vega International aan Vega Poland, en haar andere dochtermaatschappijen, moet worden gekwalificeerd als een van de btw-heffing vrijgestelde verlening van krediet. Het Hof van Justitie EU stelt daarbij vast dat de handeling die Vega International verricht jegens Vega Poland geen ‘levering van goederen’ is, en dat er dus sprake is van een dienst. Het Hof van Justitie EU acht onder andere van belang dat Vega International een opslag van 2% in rekening brengt en eigenlijk niet de macht heeft (of op enig moment heeft gehad) om als eigenaar over de brandstof te kunnen beschikken. Er is mede hierdoor sprake van het verrichten van een financiële dienst in de vorm van voorafgaande financiering van de aankoop van brandstof. Vega International handelt dan als een gewone financiële of kredietinstelling.
Gevolgen praktijk
Het arrest benadrukt onder andere het belang om vast te stellen wie voor wat betreft de (aftrek van) btw als afnemer van een prestatie moet worden beschouwd. Het Hof van Justitie EU geeft enkele handvatten (zoals hierboven genoemd) die hierbij richting kunnen geven. Dergelijke handvatten zullen, samen met hetgeen partijen contractueel hebben vastgelegd, uiteindelijk tot een oordeel moeten leiden wie als de afnemer en dus als degene die de btw in aftrek mag brengen, kan worden beschouwd. Ondanks het arrest van het Hof van Justitie EU begrijpen wij dat in de Nederlandse praktijk de lijn van deze arresten in de meeste gevallen (vooralsnog) niet wordt gevolgd. Tankpashouders kunnen in dit verband rechten ontlenen aan een besluit van de Staatssecretaris van Financiën. Op basis van dit besluit worden gemaakte kosten voor de levering van energie door de brandstofleverancier, die door de uitgever van een tankpas worden betaald in naam en voor rekening van de tankpashouder, als een doorlopende post aangemerkt. Op grond daarvan kan de tankpashouder/gebruiker van de auto de btw op de brandstofkosten, die via een tankkaartexploitant aan hem in rekening wordt gebracht, in beginsel in aftrek brengen.
Meer weten?
Mocht bovenstaand artikel vragen oproepen in uw specifieke situatie, neem dan vrijblijvend contact op met onze btw-adviesgroep.