De zaak
Man en vrouw, gehuwd in gemeenschap van goederen, vormen tezamen een stille maatschap en zijn beiden eigenaar van een woning. De woning beschikt over een aangebouwde garage. De man houdt daarnaast alle aandelen in een bv. In deze bv zijn zowel de man als de vrouw in dienstbetrekking. In 2018 en 2019 is op de garage een werkkamer gebouwd. Met ingang van 1 januari 2020 verhuurt de stille maatschap de werkkamer aan de bv. Hierbij wordt geopteerd voor btw-belaste verhuur. In geschil is of de stille maatschap voor de verhuur kwalificeert als btw-ondernemer, als zodanig een economische activiteit uitoefent en of inderdaad kan worden geopteerd voor btw-belaste verhuur.
Betoog inspecteur en oordeel rechtbank
De inspecteur betoogt dat geen sprake is van btw-ondernemerschap, omdat de stille maatschap niet ‘zelfstandig’ is. Dit omdat de man en vrouw in dienstbetrekking zijn bij de bv en de werkkamer wordt gebruikt ter vervulling van hun dienstbetrekking. De rechtbank gaat hier niet in mee en stelt dat al is voldaan aan het vereiste ‘zelfstandigheid’, omdat man en vrouw een samenwerkingsverband en daarmee een voor btw-doeleinden zelfstandige entiteit vormen.
Daarnaast betoogt de inspecteur dat geen sprake is van een economische activiteit. Er is maar één keer huur betaald en daarmee is geen sprake van de vereiste ‘duurzaamheid’. Bovendien is er volgens de inspecteur geen sprake van een economische activiteit, omdat de stille maatschap de werkkamer niet aan derden zal gaan verhuren (c.q. aanbieden op de commerciële markt). De rechtbank acht dit niet relevant en stelt dat wél sprake is van een economische activiteit.
De rechtbank volgt de inspecteur wél in zijn standpunt dat niet kan worden geopteerd voor btw-belaste verhuur, omdat de werkkamer een (gedeeltelijke) woonfunctie heeft. Zo is in de werkkamer ook een tweezitsbank met poef aanwezig, heeft de kamer door realisatie van een zijwand (die voornamelijk uit glas bestaat) vrij uitzicht naar buiten en kunnen de kinderen de werkkamer betreden (hetgeen in praktijk ook gebeurt). Het gelijk is kortom aan de inspecteur.
Relevantie voor de praktijk
Het is onze ervaring dat de Belastingdienst, net als de inspecteur in deze casus, zeer terughoudend is met het toestaan van btw-aftrek bij de (btw-belaste) verhuur van een werkruimte in een woning. Dit veelal met argument dat de verhuurder niet kwalificeert als btw-ondernemer, dan wel geen economische activiteit verricht, omdat niet wordt opgetreden op de commerciële markt. Het is met inachtneming van onderhavige uitspraak maar de vraag of het terecht is dat de Belastingdienst zo strikt in de leer zit.
Op 15 februari 2023 heeft rechtbank Zeeland-West-Brabant overigens nog een vergelijkbare uitspraak gedaan.
Meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met onze btw-adviesgroep. U kunt contact opnemen via onderstaande button of per mail: btwadviesgroep@vanoers.nl.
Algemeen - Contact
Neem contact op met Van Oers
Vul hier uw gegevens in en wij nemen binnen 2 werkdagen contact met u op!