Casus
Een holdingvennootschap (hierna: ‘belanghebbende’) verhuurt een door haar gekochte vrijstaande villa aan zee voor vakantiedoeleinden aan haar dga, met een exclusief contract van een jaar voor € 6.000 per maand. Belanghebbende laat de woning verbouwen en trekt de voorbelasting hierop af.
De inspecteur heft belasting na één kwartaal en weigert het verzoek om teruggaaf na het andere kwartaal omdat er volgens hem geen sprake zou zijn van verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijven (hierna: ‘short-stay verhuur’). Het contract duurde namelijk langer dan 6 maanden en het feitelijke verblijf in de woning, dat volgens de verklaring van de dga in totaal 32 dagen was dat jaar, wordt door de inspecteur als niet relevant beschouwd.
Belanghebbende is het daar niet mee eens en stelt dat er wel sprake is van short-stay verhuur. Hierbij beroept zij zich met name op de tekst van par. 7.4.1. van het Besluit Omzetbelasting, Levering en verhuur van onroerende zaken (hierna: het ‘Vastgoedbesluit’), waaruit volgens haar blijkt dat het feitelijke verblijf juist doorslaggevend is.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt eerst dat op basis van wet en jurisprudentie (los van het Vastgoedbesluit) geen sprake is van short-stay verhuur en dat de verhuur dus vrijgesteld is. Dit komt omdat er geen sprake is van concurrentie met het hotel- en vakantiebestedingsbedrijf. Echter, op grond van de uitleg van de tekst van het Vastgoedbesluit stelt de rechtbank belanghebbende toch in het gelijk. Belanghebbende heeft daarmee recht op aftrek van btw op de verbouwingskosten. De Belastingdienst heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Relevantie voor de praktijk
De uitspraak van de rechtbank is goed te volgen. Het Vastgoedbesluit is immers duidelijk: in de situatie waarin de huurder het middelpunt van zijn maatschappelijke leven niet naar de woning verplaatst, is de duur van het feitelijke verblijf doorslaggevend voor de beoordeling of er sprake is van short-stay verhuur.
Ter volledigheid merken wij op dat belanghebbende in het gelijk is gesteld op grond van het Vastgoedbesluit uit 2013. Met ingang van 1 januari 2024 is een geactualiseerd Vastgoedbesluit van kracht geworden. Omdat ook in het geactualiseerde Vastgoedbesluit wordt aangesloten bij de duur van het feitelijke verblijf, blijft deze uitspraak relevant.
Meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met onze specialisten. U kunt contact opnemen via onderstaande button of per mail: btwadviesgroep@vanoers.nl.
Algemeen - Contact
Neem contact op met Van Oers
Vul hier uw gegevens in en wij nemen binnen 2 werkdagen contact met u op!