Het Hof heeft uitspraak gedaan over de fiscale woonplaats van een wereldburger die niet op een vaste adres woonde en door zijn werk een nomade-achtige bestaan leidde. De materiële omstandigheden, die eerder duidde op een woonplaats in het Verenigd Koninkrijk (VK) waren belangrijker dan de formele omstandigheden die een woonplaats in Nederland wezen.
Het Hof heeft uitspraak gedaan over de fiscale woonplaats van een wereldburger die niet op een vaste adres woonde en door zijn werk een nomade-achtige bestaan leidde. De materiële omstandigheden, die eerder duidde op een woonplaats in het Verenigd Koninkrijk (VK) waren belangrijker dan de formele omstandigheden die een woonplaats in Nederland wezen.
X stond tot halverwege 2006 ingeschreven in VK, waar zijn familie en zijn vrienden woonden. Daarna stond X tot halverwege 2008 ingeschreven in Nederland waar zijn vriendin was ingeschreven.
Voor zijn werk verbleef X op projectbasis in het buitenland, waarbij steeds sprake was van een minimale verblijfsperiode van zes aaneengesloten weken in verschillende landen in de periode 2008 tot en met 2009. In de Nederlandse aangiften 2008 en 2009 gaf hij alleen het loon aan en verzocht om voorkoming van dubbele belasting.
X stelde dat het centrum van zijn sociale leven in het Vereningd Koninkrijk lag. X had een Britse nationaliteit, verbleef met zijn vader in een huurwoning in VK, werkgever was gevestigd in VK en zijn familie, vrienden en twee kinderen verbleven in VK. Ook sprak X geen Nederlands.
De Rechtbank besliste echter dat X zijn fiscale woonplaats in Nederland had op basis van de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie, het bezit van de in Nederland op zijn naam gestelde auto, de aankoop van de eigen woning, het bezit van Nederlandse bankrekeningen en de relatie met de in Nederland wonende vriendin.
De Nederlandse vriendin gaf aan dat zij geen gezamenlijk huishouden voerden. X verbleef in hotels, vakantieparken of gehuurde woningen als hij in Nederland was.
Het Hof geeft aan dat het om de materiele werkelijkheid gaat en niet uitsluitend om formele aanwijzingen, zoals inschrijving in het bevolkingsregister of de nationaliteit van de belastingplichtige. Het Hof concludeerde dat X niet belastingplichtig was in Nederland.