Een B.V. verrichtte voor haar deelneming btw-belaste managementdiensten. Daarnaast bestond de omzet voor een nog groter gedeelte uit renteopbrengsten van uitstaande geldleningen aan gelieerde vennootschappen. De B.V. kreeg een belastingcontrole naar de aanvaardbaarheid van ingediende aangiften omzetbelasting. Naar aanleiding van deze controle legde de Belastingdienst naheffingsaanslagen op. Het ging om correcties vanwege teveel teruggevraagde omzetbelasting. Ter discussie stond met name in dit kader dat de B.V. geen rekening gehouden had met het onderscheid tussen btw-belaste prestaties (managementdiensten) en btw-vrijgestelde prestaties (verstrekken van leningen).
Hoofd- en bijzaken
Hof Den Bosch besliste dat de door de Belastingdienst toegepaste correcties terecht waren. De B.V. deed een beroep op eerdere jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie in dit kader en stelde dat zij de voorbelasting die zag op de algemene kosten volledig in aftrek kon brengen. Het verstrekken van leningen zou bijzaak zijn, het verrichten van managementdiensten de hoofdzaak. In navolging van de rechtbank oordeelde het hof echter dat het uitlenen van geld een substantieel deel uitmaakte van de bedrijfsactiviteiten. De renteopbrengsten waren in alle jaren even hoog of zelfs hoger dan de ontvangen managementfees. De opbrengst van de uitgeleende gelden was meer dan bijkomstig. Het hof oordeelde dat de rechtbank de ‘knip’ op de aftrek van voorbelasting terecht had toegepast. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof zonder nadere motivering.
De spelregels hoe om te gaan met de aftrekbaarheid van voorbelasting bij niet alleen btw-belaste omzet kunnen soms erg ingewikkeld zijn. Het is in dit kader ook niet vreemd dat dit artikel aanleiding geeft tot vragen. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben, neemt dan gerust contact op met de btw-adviesgroep.