Opvolgend werkgeverschap
De rechter oordeelde hier dat de werknemer inderdaad vanaf 1993 in dienst was en dat sprake was van opvolgend werkgeverschap waardoor de werkgever dus ook de dienstjaren vóór de overname moest meerekenen. Dit betekende dat de werknemer recht had op een transitievergoeding berekend vanaf 1993. De financiële situatie vormde geen reden voor de rechter om af te zien van de transitievergoeding.
Wanneer sprake van opvolgend werkgeverschap?
Van opvolgend werkgeverschap is volgens de wet sprake bij op elkaar volgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. Het opvolgend werkgeverschap is een bepaling van driekwart dwingend recht, wat betekent dat er in een cao van mag worden afgeweken ten nadele van een werknemer. Het is dus raadzaam de eventueel toepasselijke cao erop na te slaan.
Let op!
Om te constateren dat sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap moet het gaan om dezelfde verrichte arbeid. Is de arbeid gewijzigd, dan is opvolgend werkgeverschap niet aan de orde.
Betaling in termijnen
De kantonrechter vond het wel aannemelijk dat de slechte financiële situatie van de werkgever een gevolg was van de door de overheid opgelegde beperkende coronamaatregelen en niet te wijten was aan de werkgever zelf. Om die reden stond de kantonrechter het de werkgever toe de verschuldigde transitievergoeding in 16 termijnen van een maand te betalen.
Dit is op zich een bijzondere uitspraak, omdat deze afwijkt van de bepaling over gespreide betaling als neergelegd in de Ontslagregeling. De Ontslagregeling bepaalt dat indien de betaling van de transitievergoeding ineens leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever, deze over maximaal zes maanden kan worden gespreid. Deze zes maanden beginnen te lopen vanaf het moment dat de transitievergoeding uiterlijk betaald had moeten worden, oftewel een maand na afloop van het dienstverband. Bij een dergelijke gespreide betaling is de werkgever wel de wettelijke rente (nu 2%) verschuldigd.
Meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met onze specialisten. U kunt contact opnemen via onderstaande button of per mail: info@vanoers.nl.
Bron: SRA