Toelichting casus
Onderhavige casus gaat over de toepassing van de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting, waarbij sprake is van een zogenoemde ‘zuivere ruziesplitsing’. De ruziesplitsing wordt ook wel ‘aandeelhouderssplitsing’ genoemd. Bij dit type splitsing wordt één bv met meerdere aandeelhouders gesplitst in meerdere bv’s met elk één eigen aandeelhouder. In casu hield belanghebbende X dan ook 50% van de aandelen in Y B.V. Door onenigheid met de andere 50%-aandeelhouder over de verdere bedrijfsvoering is gekozen voor een ruziesplitsing. Als gevolg van de ruziesplitsing houdt X uiteindelijk 100% van de aandelen een Z B.V. Deze laatstgenoemde bv is een afsplitsing van Y B.V., waarin onroerend goed is toebedeeld. Z B.V. kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon.
In casu stond niet ter discussie dat de splitsingsvrijstelling in de zin van de overdrachtsbelasting van toepassing was, maar wel het toepassingsbereik van deze splitsingsvrijstelling. Bij onderhavige ruziesplitsing kunnen zich namelijk twee belastbare feiten voordoen voor de overdrachtsbelasting:
- De verkrijging van het (fictief) onroerend goed onder algemene titel door Z B.V.
- De uitgifte van aandelen door de verkrijgende vennootschap Z B.V. aan X
De Belastingdienst is van mening dat de aangehaalde splitsingsfaciliteit niet van toepassing is op de verkrijging onder II. Hiervoor is echter wel een (beperkte) goedkeuring door de staatssecretaris in het leven geroepen. Indien en voor zover het (middellijke) belang dat de aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon hebben in de waarde van de onroerende zaken niet wijzigt, is er geen overdrachtsbelasting verschuldigd. X kan in deze casus de goedkeuring niet toepassen, maar vindt toch dat de uitgifte van aandelen door de verkrijgende vennootschap Z B.V. niet belast is met overdrachtsbelasting. De uitgifte van aandelen is volgens X onderdeel van de splitsing, en moet daarom ook onder de splitsingsvrijstelling vallen.
Uitspraak rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de splitsingsvrijstelling volledig (voor beide verkrijgingen genoemd onder I en II) kan worden toegepast. De rechtbank baseert haar oordeel op het feit dat de uitreiking van aandelen in de verkrijgende vennootschap Z B.V. van rechtswege geschiedt krachtens de juridische splitsing. Er is met andere woorden geen sprake van een van de splitsing te onderscheiden separate uitgifte van aandelen in Z B.V. (de onroerendezaakrechtspersoon). De rechtbank stoelt haar betoog verder op een passage uit de parlementaire geschiedenis waarin wordt opgemerkt dat er geen reden is de vrijstelling niet van toepassing te laten zijn op de verkrijging van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon. De uitspraak van de rechtbank is op dit vlak niet in lijn met huidig beleid van de staatssecretaris.
Toekomstige ontwikkelingen
Het is de vraag of het beleid van de staatssecretaris wordt aangepast in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank. Ten eerste, omdat er simpelweg hoger beroep is ingesteld door de Belastingdienst. Ten tweede, omdat het kabinet in de Voorjaarsnota van 28 april 2023 heeft aangekondigd voornemens te zijn de voorwaarden van de splitsingsvrijstelling te herzien.
Meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan vrijblijvend contact op met onze btw-adviesgroep. U kunt contact opnemen via onderstaande button of per mail: btwadviesgroep@vanoers.nl.
Algemeen - Contact
Neem contact op met Van Oers
Vul hier uw gegevens in en wij nemen binnen 2 werkdagen contact met u op!