Met dagtekening 23 februari 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën zijn toekomstplannen met betrekking tot de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking kenbaar gemaakt. Dit is gebaseerd op twee pijlers, te weten (1) de bescherming van de grondslag en (2) maatregelen in de sfeer van transparantie en integriteit. Hieronder schetsen wij op hoofdlijnen de inhoud van de brieven van de Staatssecretaris.
1. Bescherming van de grondslag
Nederland zal voor de implementatie van ATAD1 (1 januari 2019) verder gaan dan de Richtlijn voorschrijft. Zo zal conform het regeerakkoord de earningsstrippingsmaatregel geen groepsuitzondering kennen, komt er geen eerbiedigende werking voor bestaande leningen en wordt de drempel vastgesteld op 1 miljoen EURO (in plaats van 3 miljoen EURO). Met betrekking tot de CFC wetgeving, inzake laagbelaste gecontroleerde buitenlandse vennootschappen, wordt gekozen voor de variant waarbij het inkomen wordt bepaald middels een aantal specifieke, passieve inkomenscategorieën. Hiervoor zal men zich richten op de landen met een laag vennootschapsbelastingtarief en de landen die zijn opgenomen op de Zwarte Lijst van de EU (de zogenaamde “niet coöperatieve landen”).
Uit hoofde van ATAD2 (1 januari 2020) zullen met name de CV/BV structuur en vergelijkbare varianten worden aangepakt.
Om te voorkomen dat het Nederlandse verdragennetwerk op oneigenlijke wijze wordt gebruikt, neemt Nederland middels het MLI meer antimisbruikbepalingen op dan veel andere landen. Zo wil men verdragsvoordelen alleen dan toekennen wanneer het inkomen bij (de participanten van) een ontvangende hybride entiteit daadwerkelijk in de belastingheffing wordt betrokken.
Daarnaast zal Nederland per 2021 een bronheffing introduceren op rente en royaltystromen die naar low tax jurisdictions worden betaald. Bij de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting zoals we die per vandaag kennen zal tevens een bronheffing op dividenden naar dergelijke low tax jurisdictions van toepassing worden, dewelke ook in misbruiksituaties kan worden geeffectueerd. Deze bronheffing zal van toepassing worden op dividendstromen die (indirect) leiden naar een land dat is opgenomen op de Zwarte Lijst of in een andere low tax jurisdiction, waarbij het lokaal geldende reguliere vennootschapsbelastingtarief bepalend is.
De Staatssecretaris heeft tevens aangekondigd later dit jaar te komen met een schrijven waarin de veranderingen van het Nederlands Fiscaal Verdragsbeleid aan de orde zullen komen.
Verder zal het thans geldende verrekenprijsbesluit worden aangepast om dit in lijn te brengen met de huidige OESO richtlijnen.
Ten slotte zullen ook de substance eisen (nog) verder worden aangescherpt en zal (nog) meer informatie worden uitgewisseld, te beginnen met de Internationale Houdstermaatschappijen, door daarvoor aan te sluiten bij de eisen uit de Wet inhoudingsplicht houdstercoöperaties en uitbreiding inhoudingsvrijstelling. Zo dient een Internationale Houdstermaatschappij te voldoen aan de 100.000 EURO loonsom eis en de eis van een ter beschikking staande kantoorruimte (ten minste 24 maanden). Mocht de Nederlandse houdstermaatschappij hier niet aan voldoen dan zal Nederland eerder informatie gaan uitwisselen met het bronland voor wat betreft de verdragstoepassing.
In de loop van 2020 wil de Staatssecretaris een onderzoek doen naar de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Meer in het bijzonder de toepasbaarheid hiervan in geval de aanwezigheid van een concern zich in Nederland slechts beperkt tot (tussen)houdsters zonder enige substance.
2. Transparantie en integriteit
Vanuit de EC is vorig jaar een voorstel gekomen voor verplichte openbaarmaking van potentieel agressieve belastingstructuren (mandatory disclosure). Op basis hiervan worden tussenpersonen zoals advocaten, adviseurs, trustkantoren en notarissen verplicht om dit te melden aan de Belastingdienst. Hiernaast steunt het kabinet tevens het richtlijnvoorstel voor publieke Country by Country Reporting.
Naast de reeds aangekondigde aanscherping van de substance eisen heeft de Staatssecretaris in een eerdere brief dit jaar (18 februari) aangekondigd een nader onderzoek te doen naar rulings met een internationaal karakter, waarbij hij tevens per 1 januari 2019 een herziening van de rulingpraktijk in haar huidige vorm wil doorvoeren. Deze herziening ziet zowel op de inhoud van de rulings als op het proces om tot een ruling te komen.
De Staatssecretaris merkt nog wel op dat Nederland desondanks aantrekkelijk moet blijven voor internationale ondernemingen om zich hier te vestigen, zij het middels een reële structuur met voldoende substance. Hiertoe werden eerder al reeds de verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting en het voornemen tot afschaffing van de dividendbelasting bekend gemaakt.
Wij blijven dit volgen en zullen u op de hoogte houden van ontwikkelingen op dit gebied.
Voor vragen kunt u uiteraard altijd contact opnemen met onze adviseurs.